Het beertje Pippeloentje
Kijk, het beertje Pippeloentje
op één slof en op één schoentje.
In het mandje aan z’n pootjes
heeft hij zeven bere-broodjes,
die hij even alle zeven
aan de barones moet geven.
‘t is een bere-barones
in een huis met een bordes.
Pippeloentje gaat op weg,
maar daarginder, bij de heg
staat hij op z’n achterpootjes
en ruikt even aan de broodjes
voor de bere-barones…
Oei! Nou zijn ‘t er nog maar zes!
Pippeloentje komt bij ‘t hek
en, dat is nou toch zo gek,
‘t is niet helemaal in orde…
want het zijn er vijf geworden!
Kijk, de deur staat op een kier,
maar nou zijn het er nog vier!
Pippeloen loopt door de gang.
Met een hele dikke wang
loopt hij door de gang, en zie,
nou zijn het er nog maar drie.
Onder aan de trap…o wee,
dan zijn het er nog maar twee…
Boven aan de trap van steen…
kijk, dan is ‘t het nog maar één.
O, daar zit de barones
met een vork en met een mes
en ze zegt: ‘k Heb lang gewacht.
Heb je broodjes meegebracht?
‘k Dacht dat ik ze nooit meer kreeg!
Wat is dat? De mand is leeg!
Pippeloentje krijgt een kleur
en loopt heel hard naar de deur
en hij holt de trap weer af
en de deur uit in een draf…
op één slof en op één schoentje.
Kleine stoute Pippeloentje.

Bron :Annie M.G. Schmidt. |